Hoe hangt bij u de arbovlag erbij?

Bij het begin van het nieuwe jaar is het goed om eens te kijken hoe het in uw eigen organisatie gesteld is met het beleid tot verbetering van arbeidsomstandigheden. Niet in detail zoals u dat doet bij de risico-inventarisatie en allerlei regelingen, maar in grote lijnen. Wordt het arbobeleid niet alleen met de mond beleden, maar blijkt dat ook uit de praktijk? Wie weet levert dat uw OR nog verrassende aandachtspunten voor 2018 op.

 

Wil

Het begint er natuurlijk mee dat de werkgever doordrongen moet zijn van het belang van goede arbeidsomstandigheden. Dat is goed voor het ziekteverzuim, voor het werkklimaat, voor de productiviteit en de personeelsbezetting. Zolang dat besef onvoldoende aanwezig is, zult u als OR hard moeten trekken aan het arbobeleid. Van echte samenwerking kan dan nog geen sprake zijn. U moet de bestuurder vooral houden aan zijn wettelijke verplichtingen (zie kader).

Als de wil er voldoende is, dan ziet u dat terug in een dagelijkse praktijk waarin arboproblemen volop aandacht krijgen en er voldoende financiële middelen in worden geïnvesteerd. Als OR (of VGWM-commissie) kunt u nu echt samenwerken: gesignaleerde problemen aandragen, samen naar oplossingen zoeken en de resultaten evalueren.

 

Instemming

Het arbobeleid wordt ontwikkeld en steeds vernieuwd op basis van een volledige en eerlijke risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE). Dat is het document waarin u terug moet kunnen vinden tegen welke problemen de werknemers al werkend aanlopen en aan welke risico’s zij blootstaan. Van loszittende trapleuningen tot het met discriminatie en intimidatie. Uw OR heeft instemmingsrecht op de organisatie en de uitvoering van de RIE.

Onderdeel van de RIE is het arboplan van aanpak. Dat geeft antwoord op de vraag: welke risico’s gaan wij de komende periode aanpakken? Hoe doen we dat en wie is daarvoor verantwoordelijk? Ook dat plan valt onder uw instemmingsrecht. Is het voldoende concreet en wordt het ook uitgevoerd?

 

Structuur

Belangrijke spelers in het voorbereiden en uitvoeren van het arbobeleid zijn de preventiemedewerker en de bedrijfsarts. Krijgen die voldoende tijd, deskundigheid en vertrouwen om hun werk goed te kunnen doen?

Maar ook alle werknemers, van hoog tot laag, moeten hun aandeel leveren. Zo is het belangrijk dat elke leidinggevende in zijn werk de arbozorg voor ‘zijn’ mensen integreert en dat niet afschuift op zogenaamde deskundigen. Mensen op de werkvloer moeten via regelmatig werkoverleg geïnformeerd worden en de kans krijgen de problemen waar zij tegen aanlopen met elkaar te bespreken.

 

Procedures

Veel arbomaatregelen hebben het karakter van procedures en instructies. Het gaat dan over veilig gedrag en het juiste gebruik van machines en middelen, waaronder ook het instellen van de werkplek op de eigen lichaamsmaten. Die procedures werken alleen als zij voldoende bekend zijn en regelmatig onder de aandacht worden gebracht. Toezicht is dus belangrijk.

Soms moet er ook geoefend worden in het vermijden van risico’s of hoe te handelen bij gevaar. Ook dan is het van belang dat ieder die daarmee werkt daaraan meedoet, dat er speciale aandacht wordt besteed aan nieuwkomers en dat de oefeningen van tijd tot tijd worden herhaald.

 

Dat komt bij ons niet voor

De Arbeidsomstandighedenwet, die juli 2017 is vernieuwd, maakt werkgever én werknemer verantwoordelijk voor een gezonde en veilige werkplek. De werkgever is doorgaans aansprakelijk, maar ook werknemers hebben verplichtingen, bijvoorbeeld het gebruik van aanwezige beveiliging.
De wetgever wil dat de werkgever beleid voert ter voorkoming van (langdurig) ziekteverzuim, zoveel mogelijk de bron van risico’s aanpakt en aandacht besteed aan bijzondere groepen zoals jongeren, ouderen, zwangeren, thuiswerkers.
Bijzondere aandacht verdient het beleid tegen psychosociale arbeidsbelasting. De wet definieert dit als pesten, seksuele intimidatie, agressie, discriminatie en werkdruk voor zover dit leidt tot werkstress. Het gaat hier om de zogenaamde ‘zachte risico’s’ die veelal worden onderbelicht in de RIE onder het motto ‘Dat komt bij ons niet voor’.