Achteroverleunen met de externe deskundige

De wetgever heeft het maar goed voor gehad met de ondernemingsraad. Neem nu het recht om externe deskundigheid te raadplegen bij onvoldoende kennis of kunde van de raad. Dat is toch zonder meer positief te noemen? Zeker, maar dat inschakelen van een externe professional heeft ook risico’s.

Artikel 16 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) biedt de mogelijkheid voor de OR om een externe deskundige uit te nodigen om deel te nemen aan de OR-vergadering en hem om inlichtingen en advies te vragen. De raad kan hem ook om een schriftelijk advies vragen. De kosten zijn voor de ondernemer, mits die maar te voren ervan op de hoogte is gesteld.  Dat melden van de kosten is niet noodzakelijk als die volledig uit het afgesproken budget (artikel 22 van de WOR) van de OR betaald kunnen worden.

Risico

Het is natuurlijk vooral bij complexe vraagstukken dat de OR vaststelt dat de eigen kennis en kunde voor het behandelen van de adviesaanvraag of instemmingsverzoek te kort schiet en externe bijstand inroept. De ondernemingsraad loopt dan om te beginnen het risico dat de adviseur of het adviesbureau met het verzoek om hulp op de loop gaat. Adviseren is voor hen een verdienmodel. Mogelijk wordt de adviesopdracht opgerekt met allerlei zaken waar de ondernemingsraad niet om gevraagd heeft.
Maar het werken met externe deskundigheid kan vooral een desastreuze invloed op de OR zelf hebben. De raad gaat achterover leunen zolang de adviseur bezig is. Immers, ‘we weten er nog te weinig van en kunnen er dus nog niets over zeggen’. De adviseur gaat dan het echte OR-werk doen terwijl de raad afwacht. Dat is daarom zo rampzalig omdat de adviseur niet weet niet wat er op de werkvloer speelt en hoe in deze organisatie de hazen lopen.  De ondernemingsraad heeft die kennis wel, maar doet door rustig af te wachten daar niets mee zolang de adviseur of adviesbureau aan het werk is.

WC-eend

Zo’n complex probleem als een pensioenregeling vraagt natuurlijk om ondersteuning door een externe onafhankelijke deskundige. Onafhankelijk, zodat de ‘wij van WC-eend adviseren WC-eend’ voorkomen kan worden. Met behulp van zo’n adviseur kan de raad vervolgens de voorstellen begrijpen en er – al dan niet – mee instemmen. De pensioenadviseur kan de OR adviseren over wat redelijk en wenselijk is, het wisselgeld laten zien en vergelijkingen trekken met andere organisaties in soortgelijke omstandigheden. Maar de OR moet wel zelf het overleggen en onderhandelen blijven doen!
Een hoofdstuk apart is het inhuren van een procesbegeleider om ondersteuning te krijgen bij het behandelen van een adviesaanvraag of instemmingsverzoek dat gevoelig ligt binnen de raad of in het overleg met de bestuurder. De procesbegeleider zal er zelf wel voor zorgen dat de OR actief blijft, de achterban erbij betrekt en tot een gezamenlijk advies of instemming komt.

Bordje

Natuurlijk moet een ondernemingsraad een adviseur inhuren als dat nodig is, maar onderken dan ook de risico’s die met de inhuur samenhangen. Spreek in ieder geval – met elkaar en met de deskundige – een werkwijze af die voorkomt dat de OR het probleem van het eigen bordje naar het bordje van de expert schuift en vervolgens achterover gaat leunen.

Radboud Hafkenscheid