Het einde van het vormingswerk?

Als gepensioneerd opleider van ondernemingsraden zie ik het vormingsaspect in het werk van mijn beroepsgroep langzaam maar zeker ter ziele gaan. Met vorming bedoel ik de persoonlijke ontwikkeling van OR-leden en het versterken van de samenhang en de identiteit van de OR als team. De gedachte was ooit dat zo’n heterogene groep individuen als een OR tot een hecht team moest worden  samengesmeed.

Dat team moest in staat worden gesteld vanuit een eigen visie de belangen van de werknemers te vertegenwoordigen in het overleg met het management, met name de bestuurder. Om zover te komen was er een langdurig en intensief proces nodig dat bovendien van tijd tot tijd herhaald moest worden om de barsten en dreigende scheurtjes te helen. Elke OR die hier serieus werk van maakte had daarvoor toch wel drie tot vijf scholingsdagen per jaar nodig.

Subsidie

Daar kreeg de OR en zijn organisatie wel wat voor terug. Een zelfverzekerde gesprekspartner die zich niet met de waan van de dag bezig hield maar consequent werkte aan eigen doelstellingen zoals betere arbeidsomstandigheden, meer ontwikkelingskansen voor het personeel en het versterken van de interne communicatie in de organisatie. De leden maakten in de OR een grote persoonlijke ontwikkeling door die hun toekomstperspectief zeer ten goede kwam.
De neergang is in 2013 begonnen met de afschaffing van het subsidiestelsel. De scholingsafname liep vanaf dat moment langzaam maar zeker terug. Tegelijkertijd veranderde de scholing van vorm en inhoud. Steeds korter en minder op externe locaties en steeds meer gericht op actuele problemen waarbij de OR behoefte had aan externe expertise. Van vorming naar advieswerk, zeg maar.

Vertrouwen

OR-scholingsinstituten moesten mensen ontslaan en veel opleiders gingen als eenpitter verder op basis van de klantenkring die ze in de loop van jaren hadden opgebouwd. Het werk werd fragmentarischer en oppervlakkiger omdat je nu eenmaal in 1 of 2 scholingsdagdelen minder ‘diep’ kunt gaan dan in een meerdaagse met 5 tot 8 dagdelen.
De coronapandemie lijkt het hier en daar nog bestaande vormingswerk definitief de nek om te draaien. Dat gaat nu eenmaal niet via een beeldscherm of op anderhalve meter afstand van elkaar. De kans dat het scholingswerk dat nu veelal online gebeurt, straks weer volledig in vergaderzaaltjes zal plaatsvinden lijkt net zo klein als dat het thuiswerken weer zal ophouden.

Erg?

Is dat erg, vraag ik me af. Ik denk het wel. Het gebrek aan vorming maakt het OR-werk niet alleen minder leuk maar vooral minder leerzaam. Er schuilen grote talenten in de werknemers die zich bereid verklaren om naast hun gewone werk ook nog eens medezeggenschapswerk te gaan doen. Die talenten worden nu niet meer actief ontwikkeld. Ook de status van het OR-werk neemt af naarmate de OR minder een eigen gezicht heeft. Vorming zorgde juist voor een zelfbewuste OR die zich met trots presenteerde.

Dus: als u uw OR serieus neemt en er zelf ook beter van wil worden zoek dan postcorona nog eens een echte OR-vormingswerker op. Ze zijn er nog.

Theo van Leeuwen