De dood en de ondernemingsraad

Recentelijk was ik intensief betrokken bij een uitvaartceremonie. De overledene was 94 geworden en was zacht heengegaan. In afscheidsbijeenkomst gaven verschillende mensen aan hoe ze de overledene bezien hadden.

Ongemakken in de omgang

Sommigen spraken in bloemrijke taal over de overledene. Anderen vertelden over ongemakken die ze in de omgang hadden ervaren. Ook spraken ze over keuzes die de overledene gemaakt had en hoe die de relatie hadden bemoeilijkt. Dat was voor sommige aanwezigen ongemakkelijk om te horen, tegelijkertijd was de betrokkenheid van de sprekers bij de overledene voelbaar. Blijkbaar hoorde die ‘andere kanten’ ook bij die persoon.

Afscheid als nieuw begin

Op deze manier was het afscheid een nieuw begin voor sommige aanwezigen. Sommige sprekers werden bedankt, ‘ze hadden gezegd wat ik altijd al vond’ of ‘zo had ik het nog nooit bekeken’. Veel aanwezigen kregen ongevraagd een aantal persoonlijke vragen toegeworpen:

  1. Wat hoor ik nu over deze persoon;
  2. Hoe zit het precies/hoe zijn de feiten dan wel;
  3. Hoe ben ik hier onderdeel van, hoe heb ík mijn rol gespeeld;
  4. Wat zegt dit over mij dat ik het nu zo invul?

Als mest voor groei

In het OR werk vertrekken regelmatig mensen; gewoon omdat het OR-werk als zodanig klaar is, of door een persoonlijk besluit van het vertrekkende lid. In mijn praktijk merk ik dat hier zeer wisselend mee wordt omgegaan. Meestal is er wel veel aandacht voor vertrek van dragende mensen. Nog vaker merk ik dat er maar weinig energie in het vertrek van anderen wordt gestopt. Jammer, want een gepast afscheid is als de mest voor een verdere stap in de groei van de OR.

Spreek van glorie en ongemak

Het is gepast om meer tijd uit te trekken voor de mensen die uit de OR vertrekken. Laat 2 of 3 mensen van de raad in kort bestek iets vertellen over hun ideeën over deze persoon. Waar er sprake was van glorie, wat er anders te prijzen is. Spreek ook over de onderwerpen waar hij voor de spreker ongemakkelijk in was. Een dergelijk verhaal laat ieder OR lid zien waar het in het OR werk om te doen is. Dat het werk persoonlijk is. Tegelijk is de toespraak een uitnodiging aan de achterblijvers om aan zichzelf de vraag te stellen ‘hoe draag ik aan het OR werk bij en welke toespraak wens ik mezelf?’.

Robert Delsasso